U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Psalm 130


Uit de diepte roep ik tot U Heer.

 

 

Psalm 130


1.     Uit het diepste diep roep ik tot U, Heer!

2.     Ach, Heer, hoor mij,

luister toch naar mijn bidden en smeken.

3.     Als Gij, Heer, de zonden in gedachte houdt

blijft niemand overeind, o Heer.

4.     Maar bij U, bij U is vergeving,

want zo wilt Gij gevreesd zijn.

5.     Ik zie uit naar de Heer,

heel mijn hunkert naar Hem;

ik wacht, in vertrouwen op zijn woord.

6.     Mijn hart ziet uit naar de Heer,

meer dan wachters uitzien naar de ochtend,

dan wachters naar de ochtend.

7.     Israël, wacht in vertrouwen op de Heer;

bij Hem is liefde,

bij Hem is verlossing in overvloed.

8.     Hij is het die Israël verlost

van al zijn ongerechtigheden.

 

Overweging van psalm 130:

 

Laat psalm 130 uit je hart opwellen, uit het diepste diep. Misschien kan een stukje muziek waarin deze woorden zo puur zijn vertaald in klanken, je daarbij helpen. J.S. Bach heeft deze psalm verwerkt in een schitterend stukje muziek, één van de mooiste stukken die hij ooit componeerde, om mensen te troosten die na het afbranden van hun huizen zeer bedroefd waren. Ook nu blijft deze psalm voor ieder van ons een gebed uit het diepst van ons hart dat kan helpen in de meest droeve en de meest hoopvolle momenten van ons leven. Je kan het hier beluisteren met tekst en wat achtergrond.


Psalm 130 is één van de meest gekende en geliefde psalmen, misschien ook omdat een mens zichzelf erin herkent, een gebed dat weerklank vindt in je hart. Deze psalm is eigenlijk een pelgrimslied. De Israëlieten kwamen vanuit alle hoeken van Israël naar Jeruzalem om daar feest te vieren. Een verre en vaak moeizame reis. Terecht dus dat ze net voor ze Jeruzalem binnen gingen, dit lied zongen: ‘De Profundis’, Uit de diepten roep ik Heer…’ Als je ooit op voettocht bent geweest, heb je wellicht ervaren hoe confronterend zo een pelgrimstocht kan zijn. Hoe uitdagend ook om ondanks de moeilijkheden onderweg, toch verder te gaan.


De pelgrimstocht is beeld van onze levensweg. Franciscus en Clara zeggen herhaaldelijk: ‘Wij zijn pelgrims en vreemdelingen in deze wereld’. Ook op je levensweg word je geconfronteerd met dalen en heuvels, met piekmomenten en dieptepunten, met eenzaamheid, verlatenheid, intense vreugde en verdriet, met afgrondelijke pijn. Dan blijft je niets anders over dan je te richten tot de Heer van het leven en te roepen, vanuit de diepste diepte van je hart: ‘hoor mij Heer!’ of zoals Ester bidt (in het Bijbelboek Ester 14 - wordt gelezen in de eerste week van de veertigdagentijd) ‘Ik heb geen andere helper dan U, Heer’.


Dit gebed kan wel eens uit je eigen hart opwellen. En gelukkig de mens die zich dan tot de Heer durft richten. De psalmist heeft het niet alleen over de diepten van ‘ellende’ zoals het in een liedvertaling van deze psalm luidt. Hij spreekt ook over de diepten van zijn zondige hart. Ook deze legt hij open voor de Heer in het vertrouwen dat bij God vergiffenis is en altijd weer een nieuw begin. Het enige wat daarvoor nodig is: Hem laten doen! Ook als Hij blijkbaar niet ingrijpt. Zoals in het verhaal van grote Jack. Hij stond erom bekend al vele mensen gered te hebben die in de gevaarlijke Hudson Baai (Noord Amerika) gingen zwemmen. Zolang ze echter tevergeefse pogingen deden om aan de draaikolken te ontkomen, bleef grote Jack op de oever toezien en deed geen enkele poging om de drenkeling te redden. Hij wachtte tot hij zag, dat de drenkeling na enkele keren boven water te zijn gekomen, het opgaf om zichzelf te willen redden. Toen kwam grote Jack in actie, sprong in het water en redde hem. Was hij eerder te hulp gekomen, dan zouden ze beiden de diepte zijn ingegaan.


“Het schuldbesef van de psalmist is een bijbels schuldbesef, dat wil zeggen: een zondebesef dat je niet kleineert maar dat je overeind helpt. Schuld is niet: dat we van het leven weinig of niets terecht brengen en eigenlijk minderwaardig zouden zijn. Schuld is precies het tegenovergestelde: er kan zoveel meer dan er gebeurt! Wij blijven beneden onze mogelijkheden, beneden het vertrouwen dat God in ons heeft geïnvesteerd en beneden de capaciteiten van de Geest in ons”. (P. Heinen). Daarom is psalm 130 een lied van hoop! Want zo wil de Heer gevreesd zijn. “Door niemand wordt de Heer zo gevreesd als door hen, die Zijn vergevende liefde hebben ervaren” (C. H. Spurgeon). Vrees staat hier dus niet synoniem voor angst, maar voor ontzag, ontzag voor de wonderen die de Heer in je hart verricht.

 
Als de snaren van je hart gespannen zijn door dat woord van vergeving over je leven, dan wellen de volgende verzen van de psalm spontaan in je op: mijn hart ziet uit naar de Heer, meer dan wachters uitzien naar de dageraad. Met dit schitterend beeld van een wachter op de muur van een oud-oosterse stad,  maakt de dichter duidelijk hoe het met een hart is gesteld dat vergeving heeft ontvangen: het hunkert naar de dagenraad, naar nieuw leven, nieuw licht. Maar eer het zover is, blijf je op je wachtpost staan, ook in tijden van duisternis, van twijfel, van pijn, ziekte en onmacht. Dat is geloven: op je wachtpost blijven staan en vertrouwen dat de Heer een God is van innig mededogen. Hij staat als een wacht aan je zijde’ bidt een andere psalm.

 
Het is ook met verwondering dat de psalmist uitroept: Bij de Heer is veel verlossing. Terecht schrijft Spurgeon in zijn verklaring van Psalm 130: ‘De zanger zou dat kostelijke juweel – de parel van verlossing - wellicht nooit gevonden hebben, indien hij niet eerst in de diepte was geworpen. “Parels liggen diep”. En dan het slot van Psalm 130, een heerlijke belofte: Hij zal Israël verlossen van alle ongerechtigheden. Met Israël bedoelt de psalmist: heel het volk van God, en dat zijn alle mensenkinderen op aarde!